Honden leren door associatie, daar bedoelen we mee dat ze een gebeurtenis koppelen aan wat ze doen. Meneer Pavlov heeft ruim 100 jaar geleden ontdekt dat honden leren door associëren. Op het moment dat hij de voerbak pakte gingen zijn honden kwijlen.
Dit leren lijkt makkelijker dan het is, want wij gebruiken het vaak op het verkeerde moment waardoor de hond weinig of niets leert.
Hieronder zal ik een aantal voorbeelden geven.
Springen: Veel mensen gebruiken woorden als: laag, foei, nee, eh. Mensen gebruiken het woord vaak op het moment dat de hond springt. De hond koppelt het woord met springen. Omdat honden niet zolang omhoog blijven denken wij dat ze het begrijpen omdat ze weer naar beneden gaan. Maar het onderliggende gedrag verdwijnt niet. Hij springt nog steeds. Springen kan sowieso een lastig onderwerp zijn. Want de hond kan springen omdat hij opgewonden is, kan springen omdat hij onzeker is maar ook omdat hij vriendelijk is. Een hond die springt omdat hij onzeker is heeft weer een andere benadering nodig dan een hond die vriendelijk springt of opgewonden is. Welke dat is per hond verschillend.
Zindelijk maken van je pup: de pup doet buiten zijn behoefte. Je zegt tegen de pup goed zo op het moment dat hij klaar is met plassen. De pup komt naar je toe. Je geeft hem een voertje. De pup wordt beloond voor het komen. Wil je de juiste associatie dan kan je het, als je echt wilt belonen, doen als hij plast. Alleen loop je dan het risico dat hij halverwege het plassen stopt omdat je hem beloond hebt. Nog mooier is hem steeds weer naar buiten zetten. En binnen niets doen als hij toch per ongeluk plast.
Komen: Je roept de naam van de hond. De hond komt bij je en hij moet eerst zitten. Je beloont de hond voor het zitten i.p.v. het komen.
Je hond kijkt ergens naar. Bijvoorbeeld een mens. Je geeft een brul met een “nee”. Je hond schrikt van je stem. Op dat moment heeft hij de associatie met een mens gemaakt. De mens is eng. Wil je liever niet dat hij naar een mens gaat, dan kan je hem even bij je roepen mits hij luistert.
Je hond blaft bij de vensterbank in huis: je loopt op hem af en zegt “foei”. Hij schrikt van je. De volgende keer als je naar hem toeloopt bij de vensterbank loopt hij al weg bij het naderen van jou. Wat heeft hij geleerd? Zodra hij bij de vensterbank is en jij komt er aan gaat hij weg. Hij heeft de associatie gemaakt met de vensterbank en jou “foei”. Het blaffen heb je nog niet weg. Hij kan ook op afstand blaffen.
Je hond trekt aan de lijn. Hij moet naast van je. Je hond doet dit keurig. Maar vervolgens trekt hij weer. Je hond heeft wel de associatie gemaakt met het woord naast, maar niet geleerd dat hij niet moet trekken.
Je hond trekt en je loopt de andere kant uit, als hij mee loopt dan ga je weer de andere kant uit. Hij heeft de associatie gemaakt, als jij de andere kant uit gaat moet ik mee lopen. Trekken aan de lijn kan de hond om meerdere redenen doen. Hij kan het doen omdat hij pijn heeft en weg wil, hij kan gestrest zijn en weg willen uit die situatie. En hij kan geleerd hebben dat trekken werkt omdat hij ergens naar toe wil. Sommige honden trekken ook omdat ze een hond spannend vinden en een boog willen lopen.
Het is in al deze situaties belangrijk dat je het associatieleren begrijpt, maar ook de hondentaal. Wanneer is de hond gestrest? Wanneer kan ik sommige dingen wel doen? Wanneer moet ik mijn hond na laten kijken op eventuele pijn? Waarom springt mijn hond? Waarom blaft mijn hond? Waarom wordt mijn pup niet zindelijk? Zo kan ik nog heel lang doorgaan.
Wil jij je hond leren begrijpen? Wil je hem iets leren en lukt het je maar niet? Vraag dan een snuffelsessie aan via het Aanvraagformulier, dan ga ik samen met jou kijken wat we er aan kunnen doen.
Mimi van Baars, Maroef coaching mens & hond puppy & gedragsbegeiding op maat.